Перейти к содержанию

Приложение:Спряжение:overgeven

Материал из Викисловаря
Спряжение действительного залога глагола overgeven
Неопределённые формы глагола основная форма дополнительная форма
имперфект настоящее overgeven over te geven
будущее zullen overgeven
over zullen geven
te zullen overgeven
over te zullen geven
перфект настоящее hebben overgegeven te hebben overgegeven
будущее overgegeven zullen hebben overgegeven te zullen hebben
причастие настоящего времени причастие перфекта повелительное наклонение условное наклонение
overgevend overgegeven geef over, geeft over geve over
изъявительное наклонение единственное число множественное число
имперфект 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо
в главном предложении ik jij, je u gij hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
настоящее (o.t.t.) geef over geeft over geeft over geeft over geeft over geven over geven over geven over
прошедшее (o.v.t.) gaf over gaf over gaf over gaaft over gaf over gaven over gaven over gaven over
будущее (o.t.t.t.) zal overgeven zult/zal overgeven zult/zal overgeven zult overgeven zal overgeven zullen overgeven zullen overgeven zullen overgeven
условное (o.v.t.t.) zou overgeven zou overgeven zou(dt) overgeven zoudt overgeven zou overgeven zouden overgeven zouden overgeven zouden overgeven
в придаточном предложении .. dat ik .. dat jij, je .. dat u .. dat gij .. dat hij, zij, het .. dat wij .. dat jullie .. dat zij
настоящее (o.t.t.) overgeef overgeeft overgeeft overgeeft overgeeft overgeven overgeven overgeven
прошедшее (o.v.t.) overgaf overgaf overgaf overgaaft overgaf overgaven overgaven overgaven
будущее (o.t.t.t.) zal overgeven
over zal geven
zult/zal overgeven
over zult/zal geven
zult/zal overgeven
over zult/zal geven
zult overgeven
over zult geven
zal overgeven
over zal geven
zullen overgeven
over zullen geven
zullen overgeven
over zullen geven
zullen overgeven
over zullen geven
условное (o.v.t.t.) zou overgeven
over zou geven
zou overgeven
over zou geven
zou(dt) overgeven
over zou(dt) geven
zoudt overgeven
over zoudt geven
zou overgeven
over zou geven
zouden overgeven
over zouden geven
zouden overgeven
over zouden geven
zouden overgeven
over zouden geven
перфект 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
настоящее (v.t.t.) heb overgegeven hebt overgegeven hebt/heeft overgegeven hebt overgegeven heeft overgegeven hebben overgegeven hebben overgegeven hebben overgegeven
прошедшее (v.v.t.) had overgegeven had overgegeven had overgegeven hadt overgegeven had overgegeven hadden overgegeven hadden overgegeven hadden overgegeven
будущее (v.t.t.t.) zal overgegeven hebben zal/zult overgegeven hebben zult/zal overgegeven hebben zult overgegeven hebben zal overgegeven hebben zullen overgegeven hebben zullen overgegeven hebben zullen overgegeven hebben
условное (v.v.t.t.) zou overgegeven hebben zou overgegeven hebben zou/zoudt overgegeven hebben zoudt overgegeven hebben zou overgegeven hebben zouden overgegeven hebben zouden overgegeven hebben zouden overgegeven hebben
безличный страдательный залог overgegeven worden
имперфект перфект
настоящее er wordt overgegeven er is overgegeven
прошедшее er werd overgegeven er was overgegeven
будущее er zal overgegeven worden er zal overgegeven zijn
условное er zou overgegeven worden er zou overgegeven zijn